Eerder publiceerden wij in drie delen het bijzondere verhaal van Emma Brinkhuis. Na deze ervaring met schrijven, smaakte het bij Emma naar meer! Daarom gaat zij af en toe een column voor ons schrijven! Met trots publiceren wij haar eerste column over kanker en werk 💙
Werken. Het lijkt soms of er niets belangrijkers meer bestaat. De vraag ‘hoe gaat het?’ wordt vaak beantwoordt met ‘goed’, daarmee doelend op de positieve ontwikkelingen op het werk. Voor de meesten onder ons is werk natuurlijk ook een gangbare bezigheid dat een groot deel van ons leven inneemt. Na kanker kan werken plots een stuk minder vanzelfsprekend worden. Ik merk onder jongeren die kanker hebben (gehad) dat het lastig is dat ze dit belangrijke deel van hun leven (tijdelijk) moeten inleveren. Werken is belangrijk. Niet alleen om geld te verdienen, maar vooral om het stukje zingeving dat het kan geven. Het laat je onderdeel zijn van een team, je voelt je nuttig en misschien wel het belangrijkste: je hebt dag invulling waardoor je gedachten en angsten niet de vrije loop laat. Voor mij waren dit reden om op zoek te gaan naar vrijwilligerswerk. De uren die bij veel betaalde banen kwamen kijken kon ik nog niet aan, maar mijn hoofd draaide overuren en ik voelde me nutteloos.
Ik besloot bij een hospice vrijwilligerswerk te gaan doen. Het was fijn om weer ergens naar toe te moeten. Een verplichting te hebben. Maar de behoefte aan een echte baan bleef bestaan en ik besloot een dagje mee te lopen in een verpleeghuis, om daar mogelijk, als mijn lichaam het weer toeliet, te solliciteren. Op de meeloop dag liepen we langs bij een bewoonster van de dementieafdeling. We zouden even in haar oren kijken. ‘Hoe gaat het met u?’, vroeg de arts met wie ik meeliep. ‘Prima’, antwoordde de ze. ‘Dat is goed om te horen’, vervolgde de arts, ‘dan bent u goed opgeknapt nadat u vorige week zo ziek was’. ‘Ziek?’, vraagt de vrouw die al jaren bekend is met dementie. ‘Was ik ziek? Dat kan ik mij niet herinneren’. Ze legt haar hand op de arm van de arts en beweegt voorzichtig dichterbij. Het is duidelijk dat de komende woorden niet voor alle oren in de ruimte bestemd zijn. Als ze onze volle aandacht heeft zegt ze: ‘ach ik word ook een beetje vergeetachtig’. Ik kan een glimlach niet onderdrukken.
’s Avond in bed nemen mijn gedachten de dag nog eens door. Ik ben moe. Vandaag was eigenlijk nog te veel van het goede. Toch ben ik tevreden. Vandaag maakte ik deel uit van een team. Ik hoorde ergens bij. Plotseling denk ik aan de kanker. Ik ben bijna verbaasd hoe vertrouwd het voelt dat die gedachte zich weer aan me opdringt. Toch glimlach ik, want ik ben nog verbaasder dat ik de hele dag amper aan kanker gedacht heb. Vandaag was ik ook ‘een beetje vergeetachtig’. Dat is wat werken kan doen. Vandaag kan ik de vraag ‘hoe gaat het?’ ook beantwoorden met ‘goed, ik was vandaag aan het werk’.