Eerder publiceerden wij in drie delen het bijzondere verhaal van Emma Brinkhuis. Na deze ervaring met schrijven, smaakte het bij Emma naar meer! Daarom schrijft zij af en toe voor ons een column! Lees nu haar vierde column, over lotgenoten.
Het is zaterdag en ik ben op weg naar een Baarn, waar ik me samen met andere jongeren die kanker hebben (gehad) zal laten opsluiten in een escaperoom. Met vriendinnen heb ik dit meerdere keren gedaan, maar ik vond het altijd meer afzien dan dat ik er echt plezier uithaalde. Het oplossen van puzzels met een paar vage aanknopingspunten die verspreid door een ruimte liggen zorgt bij mij meer voor chaos dan vermaak. Naar de activiteit zelf kijk ik dan ook niet erg uit, maar ik vind het zo nu en dan fijn om lotgenoten op een dergelijke manier te treffen. Het gaat mij meer om de contacten, de herkenning die ik vind in hun verhalen en het gevoel dat ik ervaar als ik met hen ben. Ik voel me normaal bij hen, misschien omdat we met z’n allen anders zijn.
Ik ben iets te laat, maar iedereen zit nog aan hun glaasje fris of koffietje. Ik ken inmiddels een paar jongeren van voorgaande activiteiten en we kletsen even. Vervolgens worden we ingedeeld in twee groepen en gaan we beide twee identieke kamers binnen, zodat we tegen elkaar spelen. Het is gezellig. Er wordt gelachen, geroepen, gerend en, vooral ook door mij, verdwaasd in het rond gekeken. Alles omwille van de puzzels die opgelost moeten worden om op tijd uit de escaperoom te ontsnappen. Het is luchtig. We lijken een groepje normale jongeren. Een gewone vriendengroep. Op de valreep slaagt de andere groep erin zich te bevrijden. Met enige teleurstelling in mijn team, en bij mij voornamelijk opluchting dat dit voorbij is, voegen we ons bij het winnende team. Nog even een groepsfoto en dan rijden we door naar het restaurant waar we gaan avondeten. Een doodgewone foto, voor in het rijtje tussen alle andere groepen die ons voorgingen.
Terwijl iedereen half de menukaart bestudeerd beginnen de gesprekken. Andere gesprekken dan eerst. Minder luchtig, maar toch ook weer wel door de zwarte grappen die tussendoor gemaakt worden. Gesprekken over jong sterven. Gesprekken over keuzes die we moesten maken, zonder te weten waar we nu eigenlijk voor kozen. Keuzes die voor ons gemaakt werden, omdat het moest. Om door te kunnen leven. Het is fijn, maar het is altijd dubbel. Het is fijn om omringd te zijn door jongeren die weten wat ‘angst voor kanker’ inhoudt. Die echt snappen hoe het leven verandert en nooit meer hetzelfde wordt. Het geeft rust door te voelen dat eerder weggaan door vermoeidheid geen weerwoord brengt. Maar het is dubbel. Mijn leven is de laatste weken weer iets normaler geworden met meer energie en meer vertrouwen in de toekomst. Mijn dagen worden normaler, zijn weer een aantal uur gevuld met werk en soms, heel soms, is er een dag dat ik denk dat de komende jaren rustig zullen verlopen. Dat ik dat stukje ‘normaal’ wat ik teruggekregen heb mag behouden. Daarom is deze dag confronterend, want vandaag besef ik weer dat mijn leven verre van normaal is. Wat normaal ook precies mag zijn, het is naar mijn idee in ieder geval niet onderdeel zijn van een groep jongeren die kanker heeft (gehad). Het besef dat ik hier altijd bij zal horen, dat dit altijd onderdeel van mij is met alle gevolgen van dien, maakt me verdrietig.
Ik kan ver komen met het oplossen van de ‘puzzels’. De puzzels over mijn vermoeidheid, mijn angst en mijn verdriet, maar ontsnappen zal ik nooit meer. Dat maakt het dubbel. In de auto terug denk ik aan de bijzondere en mooie middag die het was. Het heeft me goed gedaan, maar ik voel ook opluchting dat ik nu weer terug mag. Terug naar mijn nieuwe normaal dat steeds iets meer begint te wennen en hopelijk even blijft.